Nadat in de zomer van 1943 het verband van de Landelijke Knokploegen (LKP) is opgericht â een organisatie die na een jaar ongeveer 600 actieve illegale werkers heeft â ontstaat de eerste Rotterdamse KP-groep in januari 1944. Ook in Rotterdam-Zuid wordt in april 1944 een kleine zelfstandige knokploeg gevormd. Deze ploeg voegt zich in juli 1944 bij de LKP-Rotterdam. Eind augustus zijn er dan in Rotterdam drie ploegen actief met in totaal 29 man en 5 koeriersters.
Waar de LO het illegale verzorgingswerk doet, dat vooral bestaat uit de hulp aan onderduikers, bestaat de bijdrage van de LKP in eerste instantie vooral uit het oplossen van de problemen waar de LO mee te kampen heeft en het uitvoeren van kleine sabotage-acties. Ook ontstaat de noodzaak om bon- of distributiekaarten en persoonsbewijzen te verkrijgen, nodig voor het groeiend aantal onderduikers. Daarvoor worden overvallen gepleegd op distributiekantoren en gemeentehuizen. Ook houdt de KP van Rotterdam zich bezig met wapenkraken en âtransporten, overvallen op gevangenissen om illegale werkers te bevrijden, wapentransporten en zelfs liquidaties van verraders.[PAW1]
Zo zijn op 6 juni 1944 een aantal leden van de KP-Zuid betrokken bij de overval op het Huis van Bewaring in Rotterdam-Noord, waarbij onder leiding van SamuĂ«l Esmeijer met succes 17 illegale werkers worden bevrijd. Bij de geslaagde overval op het Hoofdbureau van Politie aan het Haagsche Veer op 24 oktober 1944 worden door de LKP van Rotterdam – waaronder 3 leden van de KP-Zuid – 46 mensen, onder wie 35 politieke gevangenen, bevrijd. Het gevolg van deze overval is echter dat nog diezelfde dag een afschuwelijke represaille plaatsvindt. Voor de schuilkelder op het Gedempte Doelwater bij het hoofdbureau van politie worden door de GrĂŒne Polizei 4 arrestanten gefusilleerd. Hun lijken moeten blijven liggen tot de volgende dag 17.00 uur![OHK]
Het optreden van de bezetter tegen het Rotterdams verzet wordt door deze acties steeds harder. Het aantal standrechtelijke executies als vergelding neemt in de herfst van 1944 zienderogen toe en de repressie op de bevolking wordt steeds verder opgevoerd.
Zo verstrijken de dagen eind september en begin oktober 1944 onder de toenemende spanning en felle, onmenselijke repressie door de Duitse bezetter, die een gevolg is van de door de Duitsers afgekondigde Ausnahmezustand op 4 september. Deze maatregel houdt in dat op bevel van Hitler illegale verzetsstrijders zonder vorm van proces dienen te worden terechtgesteld of gevangengehouden om bij repressailles als slachtoffer te dienen.
Voor zover bekend is de rol van Hans de Jong in het verzetswerk van de KP vooral een dienstverlenende. Zijn hoofdtaak is het onderbrengen van mensen, ook uit het verzet, die gevaar lopen. Verder wordt hij betrokken bij besprekingen en geeft hij indien nodig adviezen, waarbij de pastorie vaak wordt gebruikt als ontmoetingspunt. Ook is hij betrokken bij wapentransporten, die onder andere worden uitgevoerd door zijn huisgenoot Arie Bijl.
Bij zijn laatste bezoek aan zijn moeder en familie in Friesland laat hij weten dat zijn werk in het verzet de nodige risicoâs met zich meebrengt. Hij geeft aan dit werk als zijn opdracht te zien en het ook te kunnen doen omdat hij geen gezin heeft. Â Hij is zich terdege bewust van het gevaar dat hij loopt. Zijn eigen woorden: âAls ze me te pakken krijgen, krijg ik de kogelâ.
Dr. Herman Ridderbos, die tot oktober 1942 (samen met Nicolaas Willemse) collega is van Hans de Jong in Charlois zegt daar terugblikkend over[KBD]:
Ik denk steeds met blijdschap terug aan de eensgezinde samenwerking in de kerkeraad en aan de hartelijke vriendschap van mijn toenmalige collegaâs ds. N. Willemse en later ook ds. Hantje de Jong. We waren zeer aan elkaar verbonden. Van de gevaren droeg ds. De Jong verreweg het leeuwenaandeel. Hij wilde dat ook. âIk ben ongetrouwdâ, zei hij dan, âlaat mij dat maar doenâ. En dit âdatâ was vol dreigend gevaar. Hij was ook de moedigste van ons. Hij was een man van trouw en stavast, zoals ik zelden iemand heb ontmoetâŠ.