De groep Albrecht is ontstaan op initiatief van het Nederlandse Bureau Inlichtingen in Londen en als spionagegroep actief vanaf voorjaar 1943 tot aan de bevrijding. Hans de Jong is nauw betrokken geweest bij de activiteiten van deze groep.
Hendrik Geert de Jonge (Albrecht)
Oprichter van de groep is Hendrik Geert de Jonge, een jonge beroepsofficier van het Nederlandse leger, opgeleid aan de KMA in Breda. Hoewel zijn keuze een andere is – hij hoopte op plaatsing bij de nieuwe luchtdoelartillerie – wordt hij door Defensie in het najaar van 1938 geplaatst als reserve-eerste luitenant bij het onderdeel kustartillerie in Hoek van Holland. Daar leert hij twee militairen kennen, die later beide deel zullen uitmaken van de Albrechtgroep. Het zijn de vaandrig C.C. van den Heuvel en de kornet Th.J.A.M. van Lier. Via de kerk in Hoek van Holland krijgt Henk de Jonge dan ook contact met ds. Hans de Jong en raakt met hem bevriend. Na de gevechtshandelingen in de eerste oorlogsdagen, die Henk de Jonge bij Hoek van Holland meemaakt, wordt hij gedemobiliseerd. Na ruim een jaar rechtenstudie aan de VU in Amsterdam vertrekt hij eind 1942 naar Engeland waar hij een zware beroepstraining volgt als geheim agent.
In opdracht van de Nederlandse Inlichtingendienst in Londen wordt Henk de Jonge onder de codenaam Albrecht in de nacht van donderdag 11 op vrijdag 12 maart 1943 bij Hooghalen in de buurt van Assen gedropt. Die eerste nacht vindt hij onderdak in Assen op een afgesproken adres en bezoekt in dat weekend nog een contact in Dokkum. Van daaruit begint hij aan zijn opdracht. Maandag, 15 maart, vertrekt hij uit het noorden eerst naar Arnhem waar hij een van zijn eerste medewerkers ontmoet, die werkzaam is op vliegveld Deelen. Dan is zijn eerste zorg een geschikte plaats voor de zender te vinden. Via zijn vriend Cees van den Heuvel uit Voorburg leert hij Jo van Arkel kennen, bij wiens ouders in Nieuw Vennep de zender wordt ondergebracht. Dan begint Albrecht met het recruteren van een eerste 15-tal medewerkers.
De eerste aanzet
Hij zoekt de leden van de toekomstige groep vooral in de kring van zijn oude vrienden en relaties van de Vrije Universiteit in Amsterdam en de Gereformeerde studentenvereniging SSR. Ook heeft hij een voorkeur voor mensen met een militaire achtergrond. Zelf zegt hij hierover: “Ik werkte zodoende met geestverwanten, wier karakter mij bekend was”.
Hij brengt alle kennis en vaardigheden, die hij in Londen heeft opgedaan, over op de nieuw in te werken groepsleden.
De medewerkers van de Albrechtgroep moeten zich aan een aantal regels houden. Het is ten strengste verboden wapens te dragen of hulp te bieden aan onderduikers. Elk lid van de groep heeft slechts contact met twee of drie andere leden om de organisatie zo veilig mogelijk te maken i.v.m. eventuele arrestatie van één van hen. Het is binnen de groep gebruik elkaar met de voornaam of bijnaam aan te spreken.
Er wordt op een zeer accurate wijze gewerkt aan de spionageopdracht, die tweeledig is. In de eerste plaats betreft dat het verzamelen van inlichtingen en plattegronden van o.a. vliegvelden, Duitse troepenconcentraties en -bewegingen, spoorlijnen en bunkers. Ten tweede het onderhouden van contacten met een tiental vooraanstaande politici van het z.g. Nationaal Comité. Van deze tweede opdracht is niets terechtgekomen.
Hoewel niet inbegrepen bij zijn opdracht heeft Henk ook een persoonlijke drive: het voorbereiden van een invasie op de kust bij Hoek van Holland en in samenwerking met de Geallieerden het bevrijden van het bezette Nederland!
Albrecht wil zich voor het uitvoeren van verkenningen in eerste instantie vooral richten op het gebied rond ’s Gravenhage tot en met Rozenburg en rond de steden Rotterdam en Utrecht. Verder een globale verkenning van de rest van Nederland.
Hij kiest de medewerkers meestal zelf uit en instrueert hen ook persoonlijk. Hij wijkt daarmee bewust af van de in Engeland meegegeven veiligheidsregels.
In eerste instantie geeft hij zelf de opdrachten en richtlijnen, haalt rapporten op, bezoekt zijn mensen en geeft ook kritiek. Daardoor ontstaat er geleidelijk een organisatie met medewerkers/verkenners onder de persoonlijke leiding van Albrecht.
In de gekozen top is Albrecht de leider en Jo van Arkel (Jo) de tweede man.
De werkwijze
Naast Henk de Jonge (Albrecht) en Jo van Arkel (Jo) bestaat de top van de organisatie dan uit Theo van Lier (Theo) en Cees van den Heuvel (Victor).
De werkverdeling is alsvolgt: Albrecht en Jo reizen de verschillende contacten af, Victor en Jo doen de administratie en Theo is rapporteur en ook stafverkenner.
Het werken in een dergelijke spionagegroep eist veel van de medewerkers. Tenslotte zijn de omstandigheden bijzonder en moet de veiligheid van de groep altijd in het oog worden gehouden. Van de mensen wordt daarom volledige inzet gevraagd; iedereen is niet alleen voor zichzelf verantwoordelijk maar voor de hele groep.
Ook is het belangrijk dat er snel en efficient wordt gewerkt, zonder dat de kwaliteit van de geleverde verkenningsrapporten daaronder lijdt.
Uit het boek “Albrecht meldt zich”: “Ieder werd vóór alles gedreven door de plicht, zich geheel in te zetten voor de vrijmaking van Nederland. De top stond midden tussen de medewerkers, beginners niet uitgezonderd. Zo is het geweest vanaf het ontstaan tot aan de bevrijding.”
Een ander citaat uit bovengenoemd boek:
Het is moeilijk, aan buitenstaanders een indruk te geven van wat volledige inzet betekend heeft. Het wilde zeggen: al zijn tijd en kracht geven met opoffering van alle persoonlijke belangen en genoegens. Het betekende een ongeregeld leven, waarin men niet op gezette tijden at, dronk en sliep, maar slechts wanneer en zoals het werk het toeliet. Hier was geen sprake van een veertig-, maar van een honderd-urige werkweek, en dat voor sommigen gedurende twee jaren achtereen zonder vacantie. Voeg daarbij, dat dit alles moest gebeuren onder de druk van de bezetting, die steeds ondraaglijker werd, en men heeft een vaag beeld van de betekenis van ‘totale inzet’.
Hoewel de top mobiel is en geen vaste werkplek heeft wordt ’s Gravenhage in eerste instantie het centrale punt van de Albrechtgroep. Daar worden alle verkregen inlichtingen verzameld en verwerkt. De top komt eind mei 1943 bijeen in Den Haag en/of Voorburg en Albrecht leert de anderen het verwerken van gegevens en het samenstellen van de rapporten.
De berichten worden vertaald naar het Engels, gerangschikt, gedateerd, enz. Alles wordt daarna getypt en gefotografeerd. Zo ontstaat het uiteindelijke spionagemateriaal in de vorm van negatieven. Begin juni omvat de z.g. courier een aantal van 200 negatiefjes, die half juni is uitgedijd tot 250 stuks. Albrecht doet verschillende pogingen dit materiaal persoonlijk in Engeland te brengen maar elke poging loopt op een mislukking uit.
De zender
Een tweede probleem is, dat de door Albrecht uit Engeland meegenomen zender niet goed werkt. Elke week wordt geprobeerd vanuit de Haarlemmermeer contact te krijgen met een voor de kust opererend Engels vliegtuig of oorlogsschip maar, hoewel de Engelse partner duidelijk te verstaan is, is dat omgekeerd steeds niet het geval. Jo van Arkel doet nog meerdere pogingen om contact te maken o.a. vanuit Leiden (in de molen “De Herder”), de Bavinckschool in Den Haag, een huis in Scheveningen, maar alles tevergeefs. Op 19 september 1943 is er – na telegramwisseling – nog één poging gedaan om met de overzijde in contact te komen, maar zonder resultaat.
Onder andere deze problemen zorgen ervoor dat Albrecht zich genoodzaakt ziet een nieuwe poging te wagen Engeland te bereiken. De verbinding met Engeland komt steeds moeizaam tot stand waardoor de contacten en het versturen van verzamelde gegevens vertraging oplopen. Ook is er bij Albrecht nog steeds de wens om een invasie uit te voeren op de Nederlandse kust. Hij wil dat in Engeland bespreken en daarvoor begrip kweken. Hij vindt het ook van belang zijn ervaringen te delen met andere agenten, die in Engeland in opleiding zijn.
Ondertussen is in de loop van 1943 het aantal leden uitgebreid tot twintig en strekken de activiteiten van de Albrechtgroep zich uit van Twente via Utrecht tot aan de Zuid-Hollandse eilanden. In juni 1943 zijn er op acht plaatsen in Nederland verkenners gestationeerd. Een half jaar later is dat aantal al uitgebreid tot twaalf.
Vanwege de veiligheid wordt er besloten niet langer bij elkaar te komen in particuliere huizen van familieleden of kennissen. Daarom wordt er in september ’43 door Jo een schijnadministratiekantoor ingericht in Leiden. De bedoeling is dan om dat “bureau” regelmatig te verplaatsen. Een mobiel kantoor zal door de Duitsers moeilijker op te sporen zijn.
Jo van Arkel
Als Albrecht uiteindelijk op 19 oktober vertrekt met de bedoeling Engeland te bereiken wordt Jo van Arkel zijn opvolger. De top wordt dan gevormd door Jo, Theo en Victor. Hoewel het eerst onduidelijk blijft hoe het Albrecht op zijn tocht vergaat wordt er wel gemeld dat hij in Toulouse is aangekomen. Het bewijs van zijn aankomst in Londen in de vorm van een afgesproken code laat op zich wachten. Toch gaat de leiding er van uit dat Albrecht veilig in Engeland is, niet wetend dat hij op 8 november aan de voet van de Pyreneeën is gearresteerd door de Gestapo. Niemand vermoedt welk drama zich ondertussen afspeelt in Frankrijk, waar de gevangengenomen Albrecht via Toulouse naar de gevangenis in Parijs is getransporteerd.
Dat de risico’s voor de medewerkers van de Albrechtgroep groot zijn wordt pijnlijk duidelijk als op 22 november Jo, die net Albrecht is opgevolgd, wordt gearresteerd. Hij gaat met een vriend (schuilnaam Ab van Loo, medewerker van de KP) naar een afspraak in een café in Den Haag, waar ze alle twee worden gearresteerd. Er is verraad in het spel. Een papiertje in zijn portemonnaie wordt hem fataal. De catastrofe is dan compleet. Jo kan niet gemist worden. Door zijn rustig en zakelijk optreden en zijn doortastende en praktische manier van werken heeft hij veel voor de groep bereikt.
De S.D. krijgt in de gaten dat ze een belangrijk persoon in handen hebben die gelinkt wordt aan Henk de Jonge. Ze houden ook huiszoeking bij zijn ouders en vinden de niet goed werkende zender.
De gevolgen
Om de gevolgen in kaart te brengen wordt er een bespreking georganiseerd in Utrecht. Er wordt afgesproken op de ingeslagen weg verder te gaan en vast te houden aan de idealen van Albrecht. De top bestaat voortaan uit Theo, Victor en Eduard (Cees Brouwer), waarbij Theo de leiding op zich neemt. Eduard is in maart ’43 met Albrecht in contact gekomen en doet inlichtingenwerk in de omgeving van Dordrecht.
Op 23 december ’43 blijkt pas dat Albrecht in Zuid-Frankrijk is gearresteerd.
Albrecht is in de nacht van 16 op 17 november vanuit Parijs naar de gevangenis in Haaren getransporteerd. Hij wordt daar dagelijks onderworpen aan verhoor, dat tot 8 december zal duren. Diezelfde dag ontdekt hij dat Jo is gearresteerd en in Scheveningen gevangen zit. Twee dagen later wordt ook hij overgebracht naar Haaren en onderworpen aan langdurige verhoren.
Ondertussen hebben de leden van de Albrechtgroep alle aan Jo gelinkte adressen ontruimd. Ook wordt het adres in Leiden verlaten en wordt Rotterdam het centrale punt.
Het wordt ook steeds riskanter om lang eenzelfde adres aan te houden. Daarom wordt er met enige regelmaat weer een ander adres gekozen. Verder is er een systeem van gescheiden privé-, administratie- en contactadressen. Ook lopen er afzonderlijke lijnen voor verkenning, verbindingen en intendance.
In dit kader is het goed om te vermelden, dat ook in de pastorie van ds. De Jong geregeld wordt vergaderd in die periode. Korte tijd heeft daar ook een zender gestaan.
Zo weinig mogelijk contact met andere (verzets)groepen is een belangrijke richtlijn terwijl de onderlinge contacten zeer beperkt blijven. Al deze maatregelen zorgen ervoor dat de kans op ontdekking sterk vermindert.
Theo van Lier
Na alle tegenslagen in de herfst van 1943 gaat de Albrechtgroep onder leiding van Theo van Lier het jaar 1944 in, met de vaste wil het werk van Albrecht voort te zetten.
Om nieuwe problemen te voorkomen wordt het aantal verkenners uitgebreid en worden er vaste medewerkers gezocht voor niet al te grote gebieden.
Ook worden er nieuwe verbindingen met Engeland georganiseerd om het verzenden van het spionagemateriaal eenvoudiger te maken.
Dat resulteert in twee nieuwe verbindingen. Er kan materiaal meegegeven worden aan iemand die regelmatig naar Zwitserland gaat en een tweede stroom gegevens kan via de berichtenweg van Vrij Nederland.
Al vanaf januari is Theo van plan naar Engeland te gaan. Hij voelt zich genoodzaakt het contact met Engeland te verbeteren en persoonlijk te rapporteren. De eerste twee pogingen in februari en maart stranden.
Als in april ’44 er een nieuwe poging wordt ondernomen hebben ook de K.P.-ers daarvoor interesse. Er is in het voorjaar van 1944 een “vriendschapsverbond” gesloten tussen Albrechtgroep en K.P. De knokploegen hebben zich steeds beter georganiseerd maar ontvangen geen of weinig steun vanuit Engeland. Daarom wordt bij de volgende poging om per boot Engeland te bereiken ook een plaats ingeruimd voor één vertegenwoordiger van de K.P. Uiteindelijk zal Theo zelf de belangen van de K.P. in Engeland bepleiten omdat de K.P. op het laatste moment geen topfiguur voor de reis kan vrijmaken. Deze derde poging verloopt jammerlijk waardoor ook Theo als leider aan de groep ontvalt (zie Engelandvaarders). Opnieuw wordt er een dure prijs betaald om het contact met Engeland te verbeteren.
Eduard
Als opvolger van Theo wordt dan Eduard aangewezen, waarbij Victor de tweede man is. Zo is de top versmald. Eduard moet het geregeld contact met medewerkers en andere relaties, dat hij eerder samen met Theo deed, nu alleen doen. Victor is belast met de administratie en het voorbereiden van de kopij voor de fotografie. Wel komt er verlichting van die taak omdat in mei ’44 de eerste koeriersters bij de groep komen. Zij nemen de anderen veel werk uit handen en de verbindindingen worden frequenter onderhouden. Een voordeel is dat ze ook vaak veiliger door de treincontroles komen dan de mannelijke medewerkers.
Koeriersters
Zo wordt de Albrechtgroep in de zomer van 1944 steeds verder uitgebreid en zijn er vaste koerierslijnen, waarlangs de koeriersters vaak dagelijks reizen. De enige kennis die zij hebben is het contactadres, wat hen is gegeven. De aard en inhoud van het werk zijn hen onbekend evenals de identiteit van andere groepsleden.
Om een indruk te geven volgt hier een weergave van de activiteiten op een willekeurige dag in augustus 1944, zoals weergegeven in het boek “Albrecht meldt zich”.
Het was vaste gewoonte, dat elke middag tegen 18 uur de post voor de radiozender Rotterdam verliet. Deze post, die voornamelijk spoedberichten van militaire aard bevatte, kwam nog dezelfde avond bij de marconisten in de Brabantsche Biesbosch aan, waar – dankzij een uitstekend contact met Engeland – voor vlotte doorzending werd zorggedragen. Het verbindingennet met Rotterdam als middelpunt was nu zo opgezet, dat alle post uiterlijk om 17.30 uur binnen moest zijn. Dan vond een snelle schifting plaats van de copy, die voor de fotografie bestemd was, en de spoedberichten, die naar de zender gebracht werden. In de regel werd aan dit tijdschema goed voldaan. De koerierster uit Amsterdam kwam nooit over tijd. Pasklaar voor de fotografie bevatte haar copy, die werd vervoerd over het traject met de talrijkste S.D.-controles, de pas binnengekomen gegevens uit geheel Noord-Holland. Alles, wat om 12 uur te Amsterdam was, werd hierin verwerkt, waarbij dus ochtendmeldingen uit Den Helder over binnengelopen of uitgevaren Duitse convooien konden zijn.
De post van Adriaan, die omstreeks 12 uur uit Zwolle ging, was vaak op het nippertje, daar er niet zelden vertraging was op dit lange traject, doelwit van veel treinbeschietingen. De Zwolle-copy bevatte enkele ochtendmeldingen, maar over het algemeen nieuws van de vorige dag uit het Oosten en Noorden des lands. Een speciale koerierster arriveerde uit Utrecht, waar de post van Midden-Nederland werd geredigeerd. Het was beter een aparte dienst hiervoor in te lassen, dan de koerierster in Utrecht een half uur oponthoud te bezorgen, waardoor ze de kans liep in Rotterdam de aansluiting op de zender te missen. Ook de medewerkers uit de omgeving van het centrum wisten, hoe laat hun melding ter plaatse moest zijn om snel behandeld te kunnen worden. Om 18 uur was de drukte op het centrale contactadres afgelopen. De koerierster voor de zender was naar Brabant gegaan en zou pas om 23 uur terugkeren, ook op haar terugreis beladen met materiaal, namelijk de stof voor de fotografie uit het gebied van Frans en ingekomen telegrammen uit Engeland.
De koeriersters uit Amsterdam, Utrecht en Zwolle reisden terug naar hun haardsteden, allen voorzien van een brief voor hun chef, waarin organisatorische aanwijzingen, critiek op het geleverde werk, en nieuws over het wel en wee van de groep. Na 18 uur draaide de centrale administratie op volle toeren.Het ingekomen materiaal werd geordend, voorzover nodig getypt, en – als het de daarvoor bestemde dag was – diezelfde nacht gefotografeerd. De volgende ochtend vroeg bracht een koerierster het filmrolletje naar de plaats van verzending.
Organisatieschema
Op verschillende momenten is er in oorlogstijd een overzicht gemaakt van de omvang van het spionagewerk door de Albrechtgroep in Nederland. In de volgende afbeelding is een overzicht weergegeven uit augustus 1944 met:
* links een organisatieschema met de namen van de verantwoordelijke personen
* rechts de verspreiding van de activiteiten over Nederland.
Verbindingen
In september ’44 ontstaan er problemen met de verbindingen doordat de treinenloop onregelmatiger wordt en de treinbeschietingen toenemen. De spoorwegstaking maakt een eind aan het koerieren per trein. De koeriersters worden daardoor gedwongen dezelfde trajekten per fiets af te leggen, met dezelfde intensiteit als in de zomer. De eerste fietsverbinding is de lijn Rotterdam – Land van Altena – Brabant. Deze route vormt de hoofdader van de verbindingen maar is bijzonder lastig omdat daarbij vier rivieren moeten worden gepasseerd. Vooral de oversteek van de Bergsche Maas, de brug aan het Keizersveer, is vanwege de intensieve controles een moeilijk te nemen hindernis. Daarvoor worden dan alternatieven gezocht in de vorm van een clandestien “roeibootveer”.
Al in het voorjaar van 1944 zijn er besprekingen gevoerd door leden van de Albrechtgroep met de Provinciale Noord-Brabantse Electriciteits-Maatschappij (P.N.E.M.) op initiatief van de hiervoor genoemde Frans (Wim van der Mast). De P.N.E.M. heeft een eigen telefoonnet, dat zich over heel Noord-Brabant uitstrekt. Dit telefoonnet wordt ter beschikking gesteld aan de Albrechtgroep. Dit net, het Bijzonder Apparaat (B.A.) genoemd om het woord telefoon niet te hoeven gebruiken, krijgt een vast punt waar de medewerkers telefonisch contact mee kunnen maken. Vanaf september wordt dit B.A. bijzonder belangrijk. Het eerste contact met de oprukkende Geallieerden wordt gelegd als er een verbinding tot stand komt met de Amerikaanse Inlichtingendienst in Maastricht. Deze verbinding heeft in oktober en november ’44 een zeer goede dienst bewezen wat veel slachtoffers onder de geallieerden voorkomen heeft. Toch is het na 18 november niet mogelijk dit B.A. nog langer te gebruiken. Hoe goed de crossline ook functioneert, de zender blijft dan toch het snelste communicatiemiddel.
Crossings en droppings
Vanaf begin november, als Brabant bevrijd gebied is, worden de contacten tussen het bezette noorden en het vrije zuiden door de Albrechtgroep, naast het gebruik van de zender, vooral onderhouden door koeriersdiensten en de zogenaamde crossings in de Biesbosch. Deze zijn van groot belang geweest voor de verbindingen. In de verslagen wordt een totaal van 374 crossings geteld, die vooral plaats vinden in de donkere uren van de nacht. Daarbij moet worden opgemerkt dat de risico’s groot zijn geweest. Dit werk van de Albrechtgroep heeft ook aan verschillende medewerkers het leven gekost.
Een herinnering aan alle activiteiten van de Albrechtgroep in de Biesbosch is het “Crossline” monument, dat in Sliedrecht op het Albrechtplein te vinden is. Het is gemaakt door de kunstenaar Hans Bayens en in 1966 onthuld door Prins Bernhard.
Behalve de crossings zijn er door de Albrechtgroep in samenwerking met de K.P. en N.B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten) in het voorjaar van 1945 een aantal droppings uitgevoerd. Daarbij gaat het vooral om goederen waar een schreeuwend tekort aan is. Zo bezorgen de parachutes o.a. radiosets, fietsbanden, telefonie-zenders, kleding, voedsel en medicijnen. Daarbij zijn de fietsbanden het meest gewaardeerde artikel.
Tenslotte
Al vanaf het voorjaar van 1943 is een eerste begin gemaakt met verkenningen en rapporteren over de Duitse troepenstructuur en de Duitse stellingen van de Wehrmacht. In september ’43 is de militaire situatie door de Albrechtgroep al behoorlijk in kaart gebracht. Om de militaire onderdelen in de verschillende gebieden te identificeren worden militaire gegevens op allerlei verschillende manieren verkregen. Een beproefde methode blijkt het verzamelen van gegevens van de grafkruisen op de soldatenbegraafplaatsen die naar de verschillende onderdelen leiden. Ook vindt men een regelmaat in de nummering van de Duitse Dienststellen. Lukt het om van een bepaald gebied een lijst van veldpostnummers te krijgen, dan kan men daaruit de spreiding van alle bataljons en commandoposten afleiden. Verder worden er veel gegevens verkregen via nutsbedrijven, ziekenhuizen, gemeentehuizen, enz.
In de loop van 1944 wordt die kennis steeds verder uitgebreid. Zeer belangrijk wordt dit inlichtingenwerk vanaf september ’44 in verband met de komende opmars van de Geallieerden vanuit het zuiden. Niet alleen bij de bevrijding van de zuidelijke provincies maar ook bij de snelle opmars van de Geallieerden in het voorjaar van 1945 is het inlichtingenwerk van de Albrechtgroep van wezenlijk belang geweest. Pas op de dag dat de bevrijders binnentrekken in de woonplaatsen van de medewerkers, kunnen ze dat werk, waarvoor ze zich met hart en ziel ruim twee jaar lang hebben ingezet, neerleggen.
Met de bevrijding van het nog bezette gebied komt een eind aan de oorlog, die ons land 5 jaar in zijn greep heeft gehouden. De bijna onmogelijke opdracht van Hendrik Geert de Jonge heeft in de laatste twee oorlogsjaren geleid tot een zeer effectief werkende spionagegroep, Albrecht H.G. genaamd. H.G. refereert aan de initialen van Albrecht maar is ook de afkorting van Hollands Glorie. De vele vrijwilligers, die zich daarvoor hebben ingezet, hebben onder zeer moeilijke en vaak gevaarlijke omstandigheden onvoorstelbaar veel werk verzet. Daarbij zijn ook slachtoffers te betreuren, waarvan een vijtiental herdacht worden in het boek “Albrecht meldt zich”.
De gevangengenomen leiders hebben de oorlog overleefd. Henk de Jonge, Jo van Arkel en Theo van Lier worden alle drie door de Amerikanen bevrijd uit gevangenschap in Duitsland.
Na de oorlog
Na de oorlog wordt er een reünie gehouden voor de leden van de Albrechtgroep, waarbij de meeste leden elkaar voor het eerst ontmoeten. Het is een wonderlijke reünie van mensen die afzonderlijk van elkaar in moeilijke oorlogsomstandigheden met dezelfde opdracht bezig zijn geweest. De meeste medewerkers zien Albrecht en anderen daar voor het eerst. Tijdens die bijeenkomst wordt aan alle leden een genummerd exemplaar van het boek over de groep Albrecht met de titel “Albrecht meldt zich” uitgereikt, voorzien van de handtekening van Albrecht (Hendrik Geert de Jonge) en Eduard (Cees Brouwer). Hierbij afgedrukt als voorbeeld de voorkant met het logo en het binnenblad van het boek dat toen bij de reünie is uitgereikt aan Jo van Arkel. Dit exemplaar is in het bezit van een van zijn kinderen.
De afwikkeling en beëindiging van de Albrechtgroep wordt verzorgd door het Bureau Nationale Veiligheid, een Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdienst, opgericht op 29 mei 1945. Deze organisatie valt in eerste instantie onder het Militair Gezag en komt vanaf maart 1946 onder verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken. Vanaf 1947 worden de activiteiten van het Bureau voortgezet door de Centrale Veiligheidsdienst, voorloper van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD).
Administratief – en zeker ook financieel – moet er dan nog veel werk worden verzet om gemaakte kosten, opgelopen schade, etc., door leden van de Albrechtgroep in kaart te brengen en af te handelen. Deze afwikkeling wordt uitgevoerd door Jo van Arkel en Cees van den Heuvel, beide na de bevrijding in dienst van het Bureau Nationale Veiligheid.
Bronnen:
- Albrecht meldt zich
N.V. Gebr. Zomer & Keuning’s Wageningen - Levenstriomf
H.G. de Jonge 1990, Printing Products Hoogblokland - En verpletterd wordt het juk
Verzet in Nederland 1940 – 1945
Dr. C.M. Schulten 1995, Sdu Uitgeverij Koninginnegracht Den Haag