Cornelis (Cor) Jacobus Bijl is 17 jaar oud als de oorlog in mei 1940 uitbreekt. Cor komt uit een gezin met 16 kinderen. Hij is geboren in Maassluis en in 1929 is het gezin vertrokken naar Hoek van Holland. Vader is âzeevisscherâ en woont dan niet bij zijn gezin maar aan boord van de logger Hoek van Holland 8.
Vanaf 1935 is Hans de Jong predikant in Hoek van Holland. Niet duidelijk is welke contacten de familie Bijl met hem heeft in die tijd. Hans verhuist in 1941 naar Rotterdam-Charlois en wordt hier predikant van de Gereformeerde Kerk. Ook Cor verruilt in augustus 1942 Hoek van Holland voor Rotterdam. Hij wordt ingeschreven bij de Gereformeerde Kerk en neemt zijn intrek in de pastorie aan de Boergoenschevliet. Hij wordt aangeduid als pleegzoon van ds. De Jong. Later krijgt ook zijn jongere broer Arie onderdak in de pastorie. Cor staat bij de Gemeente Rotterdam op dit adres ingeschreven; Arie niet, wat kan betekenen dat hij bij ds. De Jong is ondergedoken. Waarschijnlijk is dat pas in 1944 want eind 1943 woont hij nog in Hoek van Holland. Beide jongens lopen vanwege hun leeftijd gevaar om opgepakt te worden. Ze sluiten zich allebei aan bij het verzet en laten zich in Charlois zo weinig mogelijk zien.
Het beroep van Cor is dekknecht/tremmer[1] op een sleepboot. Hij is bekend met de scheepvaart en weet de weg op de binnenwateren. Dat komt hem goed van pas als hij zich aansluit bij de groep Albrecht.
Hans de Jong, die betrokken is bij de Albrechtgroep, geeft adviezen en stelt ook de pastorie beschikbaar als vergaderplek. Vaak worden er aan de Boergoenschevliet besprekingen gehouden en plannen uitgewerkt door leden van deze groep.
Henk de Jonge (âAlbrechtâ), de leider van de naar hem genoemde groep, doet in oktober 1943 een poging Engeland te bereiken, nadat eerdere pogingen zijn mislukt. Het doel van de oversteek is om persoonlijk rapport te doen aan de Nederlandse regering in ballingschap en de contacten te versterken. Hij probeert via Frankrijk en Spanje de oversteek te maken maar wordt in de PyreneeĂ«n gearresteerd en gevangengezet.
De oversteek, 1e poging
Toch wordt het nodig gevonden dat er een nieuwe poging wordt ondernomen. Cor Bijl werkt daarvoor een plan uit. Er wordt besloten om Theo van Lier, een van de overgebleven leiders van de Albrechtgroep, naar Engeland te brengen per boot. Cor heeft daarvoor de hulp van twee vrienden, Lammert en Maarten. Zij bevaren regelmatig de Zeeuwse wateren met een binnenschip van 50 ton, zonder motor. Cor weet een ijzeren bootje te regelen, dat geschikt is als duwboot. Dit bootje is voorzien van een 4-cylinder Ford motor en heeft een topsnelheid van 14 kilometer per uur.
Een eerste poging op woensdag 12 januari 1944 mislukt. Er zijn problemen met de benzinetoevoer van de motor. Jammergenoeg kan er dan geen gebruik worden gemaakt van een gunstig getij. Ook door de ongunstige weersomstandigheden wordt de volgende poging pas op maandag 14 februari gedaan. In de tussentijd wordt de motor van de duwboot nog eens extra gecontroleerd.
De bedoeling is volgens de regels met de combinatie duwboot/opduwer richting zee te varen tot dichtbij het zogenaamde Sperrgebiet en daar tegen het vallen van de avond in de buurt van een haven voor anker te gaan. Bij duisternis is het immers verboden te varen. Daarna zal rond middernacht de duwboot achtergelaten worden en de oversteek beginnen per motorboot.
Zoals van tevoren bedacht zal er een vracht bieten worden gehaald in Burghsluis. Dat ligt aan de Zuidkust van Schouwen en op korte afstand van de Noordzee.
Op de bemanningslijst staan Cor, Lammert en Maarten. Lammert zal zorgen voor het motorische gedeelte van de duwboot. Cor en Maarten zullen zich, vanwege hun nautische kennis, bezighouden met de te volgen scheepvaartroute. Het nodige materiaal – logboek, kijker, kompas en kaarten – is daarvoor aan boord aanwezig. Theo van Lier is illegaal aan boord met de documenten die hij in Engeland moet afleveren. Bij een eventuele controle zal hij zich in het binnenschip verborgen houden. Bij gevaar van ontdekking kan de verzwaarde koker met het spionagemateriaal overboord gezet worden.
Die maandag in februari wordt de riskante onderneming gestart. Het weer is heel gunstig maar het schip heeft helaas motorpech. Met een uur vertraging en in het duister komen ze aan bij de ankerplaats niet ver van Burghsluis. Voordat ze echter voor anker kunnen gaan worden ze door een Duitse post ontdekt. De boot wordt gevangen door een zoeklicht. Er worden vuurpijlen afgeschoten en een snelvuurkanon lost enkele waarschuwingsschoten. Als een aantal patrouillevaartuigen in aantocht is wordt de koker met documenten overboord gegooid. Theo van Lier zoekt zijn schuilplaats op, die extra goed wordt afgesloten.
Doordat het ondertussen eb wordt kunnen de Duitse vaartuigen niet dichterbij komen. De drie bemanningsleden gaan in de kajuit onder zeil maar worden âs nachts overvallen door Duitsers van de Kriegsmarine, die bij laag water te voet genaderd zijn.
Bij controle blijkt niets van een illegale actie. De bemanningslijst is in orde en ook het bevrachtingsboekje. Theo van Lier wordt niet ontdekt. Bij ontdekking door de Zollgrenzschutz, die speciaal toegelegd is op illegale grensoverschrijdingen, waren ze er waarschijnlijk niet mee weggekomen.
Ze krijgen een berisping voor het varen in het duister zonder de nodige vergunning. De volgende morgen varen ze door naar het haventje van Burghsluis, waar Theo zich nog enige tijd schuilhoudt. Cor kan hem aan een âAusweisâ helpen om het Sperrgebiet te verlaten. Zo loopt dit avontuur voor de vier mannen toch goed af.
De noodzaak om de oversteek naar Engeland te maken wordt dan minder omdat het spionagemateriaal van de groep Albrecht via twee nieuwe wegen (door Zwitserland) Engeland kan bereiken.
De oversteek, 2e poging
Toch wordt er in maart 1944 besloten opnieuw een poging te ondernemen via de Noordzee. Er ontstaat n.l. behoefte aan persoonlijk contact met de regering in Londen. Het doel is de regering te informeren o.a. over het werk van de Landelijke Knokploegen, over de positie van het Vaderlands Comité en het contact met de politieke partijen. Het is de verzetsstrijder Johannes Post die daarvoor Professor Victor Rutgers vraagt.
Ondanks zijn leeftijd van zesenzestig jaar en een matige gezondheid, mede door twee perioden van gevangenschap, is Rutgers bereid mee te gaan. Het is zijn bedoeling de Nederlandse regering in Londen ook op de hoogte te brengen van de activiteiten van het antirevolutionaire verzet. Bovendien wil hij duidelijk maken dat de ARP-leiding er niet over denkt na de oorlog diepgaande hervormingen door te voeren, een boodschap die vooral Koningin Wilhelmina met weinig vreugde zal begroeten.
Na overleg met de top van de L.K.P. en de L.O. en langdurige gesprekken met onder andere het politieke verzet en met de latere minister-president Willem Drees, voorzitter van het Vaderlands Comité, bereidt professor Rutgers zich voor op de oversteek naar Engeland.
Hoewel Johannes Post in eerste instantie ook van plan is zelf mee te gaan wordt toch Theo van Lier gevraagd in Engeland over de L.K.P. te rapporteren. Ook kan er dan snel spionagemateriaal van de Albrechtgroep naar Engeland worden gebracht. Bovendien kan er in Londen worden aangedrongen op het zenden van sabotagemateriaal en wapens.
Er wordt een nieuw plan uitgewerkt in de pastorie van ds. De Jong om een aantal mensen naar Engeland te brengen. Ze zullen de oversteek per boot wagen, waarbij Cor Bijl weer de bootsman zal zijn. Behalve Cor, professor Rutgers en Theo van Lier zullen nog twee âgastenâ de overtocht maken: professor Baas Becking uit Leiden en Wim Nolen, een Leidse student.
Lourens Gerhard Marinus Baas Becking (1895-1963)Geboren op 4 januari 1895 in Deventer. Hij promoveert na een biologiestudie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en een verblijf van twee jaar in CaliforniĂ« cum laude op een verhandeling over fotosynthese. Hij wordt in 1930 benoemd als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Leiden en een jaar later ook als directeur van de Hortus Botanicus in Leiden. Hij is daar de drijvende kracht achter het aanleggen van een hortus, die een reconstructie is van de hortus in de begindagen. Daarvoor bestudeert hij een manuscript uit de tijd van de eerste directeur van de hortus, Carolus Clusius. Het resultaat is de bekende Clusiustuin. In 1939 vertrekt Baas Becking naar Java en wordt daar directeur van âs Lands Plantentuin in Buitenzorg. In april 1940 komt hij naar Nederland voor besprekingen en om zijn afscheidscollege te houden. Vanwege het uitbreken van de oorlog kan hij in mei 1940 niet terugkeren naar Buitenzorg. Hij doet dan een poging samen met anderen in een watervliegtuig te ontsnappen vanaf het Tjeukemeer maar die poging mislukt. Baas Becking krijgt daarvoor een korte gevangenisstraf. Nu doet zich een nieuwe gelegenheid voor om het land uit te komen, alleen niet per vliegtuig maar per boot. In Londen hebben ze trouwens ook belangstelling voor professor Baas Becking vanwege zijn kennis van Nederlands-IndiĂ«. |
Woensdag, 26 april 1944: een andere route, een andere boot, dezelfde schipper. De route die nu wordt gekozen is al eerder beproefd. Deze loopt via het Haringvliet en langs het Aardappelgat[A] ten noorden van Goeree. Het principe is hetzelfde als dat van de vorige keer. Een binnenschip zonder motor zal door een opduwer tot aan de rand van het âSperrgebietâ worden gebracht. Hierna zal âs nachts op het geschikte moment de afvaart richting Engeland plaatsvinden.
Deze keer wordt er een houten motorraceboot gebruikt – een 6-cylinder Buick-motor – die een snelheid van ongeveer 30 km per uur kan bereiken. In Dordrecht is de motor gereviseerd en grondig geĂŻnspecteerd. Rond zes uur in de avond komt iedereen onopvallend aan boord. Voorafgaand aan de afvaart gaat professor Rutgers voor in gebed.
Met de vijf genoemde personen aan boord vertrekt de duw-combinatie dan vanaf Dordrecht in de richting van Goudswaard[G] en vaart via Oude Maas[O] en Spui[S] naar het Haringvliet. Ze komen daar aan rond 23 uur. Daar moeten ze wachten tot 0.30 uur voor het geschikte moment om zee te kiezen. Ondertussen is er een taakverdeling gemaakt. Cor is natuurlijk de bootsman en Theo van Lier de leider van de onderneming. Professor Rutgers gaat voor het eten zorgen en professor Baas Becking zal hozen als dat nodig mocht zijn. Wim tenslotte zal de peilstok bedienen.
Willem Henri DaniĂ«l NolenGeboren op 20 juli 1917 in Rotterdam. Hij is het tweede kind in het gezin van Willem en Catharina Nolen, van beroep advocaat en wonend aan de Westzeedijk. Wim is bij het uitbreken van de oorlog student rechten in Leiden. Op 26 november 1941 houdt professor Cleveringa aan de Leidse universiteit zijn beroemd geworden rede als protest tegen het ontslag van Joodse hoogleraren en docenten. De studenten in Leiden gaan hierop massaal in staking. Een dag later wordt de universiteit van Leiden door de Duitse bezetter gesloten. Wim Nolen, dan 24 jaar oud, breekt hierop zijn rechtenstudie af en gaat in de illegaliteit. Hij sluit zich aan bij de groep âEvertâ, schuilnaam van Kees Dutilh, ook zoon van een advocaat. Deze groep bestaat voornamelijk uit studenten en houdt zich bezig met militaire spionage; daarvoor worden gegevens verzameld over o.a. Duitse stellingen en legeronderdelen, spoorlijnen, etc. Van het spionagemateriaal worden microfilms gemaakt. Die worden, ontdaan van de onderlaag, via Zweedse en Zwitserse routes naar Engeland verzonden, de zogenaamde âEvertmeldingenâ. Ook worden dergelijke meldingen later doorgestuurd naar de groep Erkens, genoemd naar Nic Erkens, die bereid is de rapporten via Luik naar Londen te laten seinen. Wim Nolen is in het voorjaar van 1942 in Rotterdam met Erkens in contact gekomen. Als in het kader van het Hannibalspiel Nic Erkens in november 1942 wordt gearresteerd loopt ook Wim gevaar. De arrestatie van Wim wordt gepland in de nacht van 18 op 19 november. Als blijkt dat Wim niet thuis is worden zijn ouders gearresteerd en in dat huis aan de Westzeedijk blijft een van de zogenaamde V-mĂ€nner, Oncle Max, achter. Wim komt de volgende morgen naar zijn ouderlijk huis maar ruikt onraad en ziet kans te ontsnappen. Hoewel de Duitsers nog verschillende pogingen doen Wim Nolen op te pakken is hij ze steeds te slim af. Pas in april 1944 zal Wim in Duitse handen vallen als hij gearresteerd wordt bij de hier beschreven mislukte overtocht naar Engeland. Het HannibalspielHet duistere spel van de contraspionagedienst van de Duitse Kriegsmarine. Daarbij worden zogenaamde V-mĂ€nner (vertrouwensmannen) ingezet, veelal Nederlander en/of N.S.B.-er. Zij doen zich voor als verzetslieden en weten zo door te dringen in de kern van het verzet. Het Hannibalspiel heeft betrekking op een coalitie van drie verzetsgroepen in Zuid-Nederland en BelgiĂ«. Bij de infiltratie van deze verzetsgroepen door de handlangers van de Kriegsmarine zullen uiteindelijk tweeĂ«ntwintig verzetssmensen sterven voor het vuurpeleton of omkomen in een concentratiekamp. |
Het eerste deel van de tocht verloopt voorspoedig hoewel het kompas een behoorlijke afwijking vertoont. Er wordt op halve kracht gevaren om zo weinig mogelijk geluid te maken. De lucht is helder en het water bijna roerloos. Baas Becking moet zo nu en dan in actie komen â hij hoost met zijn hoed â omdat het pompje niet goed functioneert. Als de gevaarlijke zone bij de monding van het Haringvliet gepasseerd is gaat het âvolle kracht vooruitâ. De deining van de zee is voelbaar en iedereen is vol goede moed.
Na anderhalf uur varen echter slaat het noodlot toe. De uitlaat is veiligheidshalve onder water in de houten wand van de boot gemonteerd. Door de hitte van de uitlaat is het hout gaan schroeien waardoor er in de wand van de boot een gat is ontstaan. Daardoor stroomt er zeewater naar binnen. Als ook de motor afslaat wordt eerst het gat gedicht en de bodem leeggehoosd. Cor maakt de benzineleidingen en carburator schoon om zeker te zijn dat er geen vuil in zit.
Daarna wordt de motor weer gestart maar na een uur op halve kracht gevaren te hebben slaat deze definitief af. Ze zijn dan ongeveer 40 kilometer uit de kust[X] en het is weer licht aan het worden. Er is geen materiaal aan boord om het defect â nat geworden magneten â te repareren. Ook de meegenomen buitenboordmotor is niet aan de praat te krijgen. Stuurloos dobberen ze rond, overgeleverd aan wind en stroming. Ze hopen opgemerkt te worden door een bevriend vrachtschip of vliegtuig.
Hoewel de opvarenden weten dat de kans van slagen nu vrijwel nihil is, geven ze het niet op. Vooral professor Rutgers weet de moed er in te houden: “Wat God zal beschikken zullen ze gelaten aanvaarden”. Geestelijk ongebroken probeert hij de anderen te bemoedigen en op te monteren. Hij geeft hen raadsels op en vertelt interessante ervaringen uit zijn leven. Zo dobbert het bootje twee en een halve dag op volle zee. In de loop van vrijdag zet er een stevige bries op en krijgen ze te maken met twee meter hoge golven. Ze zijn dan op ongeveer 10 kilometer van Schouwen[Y]. Als op zaterdag 29 april de wind is gaan liggen worden ze in de monding van de Oosterschelde gedreven. Daar wordt het meegenomen geheime materiaal over boord gezet.
Arrestatie
Als ze door de kustwacht worden opgemerkt opent een Duits 2 cm kanon het vuur. Door het zwaaien met een witte vlag kunnen ze erger voorkomen. Daarna worden ze door drie Duitse patrouillevaartuigen opgepikt en in Veere[V] aan land gebracht. Tijdens het schieten is Rutgers ook voorgegaan in gebed. Volgens Baas Becking is hij de rust zelve. Als ze worden weggevoerd richting Veere zit hij verrukt naar het landschap te staren. âWelk een heerlijke dagâ, zegt hij, âIk ben nog nooit zoo mooi Veere binnengevaren. Ik had dit voor geen geld willen missen.â
Zo loopt ook deze laatste missie om Engeland te bereiken, ongeveer 6 weken voor de invasie, op een mislukking uit.
Gevangenschap
In Veere worden de Engelandvaarders in eerste instantie opgesloten in de badkamer van de marinekazerne. Vandaar worden ze overgebracht naar het Huis van Bewaring in Middelburg.
Bij het verhoor verklaren ze unaniem dat de boot is gekocht van een zekere Brunswijk en dat de tocht gestart is vanuit Klundert. Dit om te voorkomen dat de betrokken medewerkers, die de boot hebben geregeld, opgespoord worden. Deze bewering wordt niet onderzocht en het gevolg is dat in latere stukken, zoals bijvoorbeeld in het pleidooi van professor Rutgers, Klundert genoemd staat als plaats van afvaart in plaats van Dordrecht.
Ruim een maand later, op 3 mei 1944, worden alle vijf de opvarenden naar Haaren in Noord-Brabant getransporteerd waar ze terechtkomen in de âPolizeigefĂ€ngnisâ. In Haaren worden Rutgers en Baas Becking in eerste instantie gescheiden van elkaar (Einzelhaft) opgesloten. Ze moeten het doen met gevangeniskleren en klompen in plaats van schoenen. Na een paar dagen van slechte behandeling krijgen ze hun eigen kleren weer terug. Op 15 mei komen ze, m.u.v. Wim Nolen, bij elkaar in een nieuwe cel. Professor Rutgers ziet er dan vermoeid en hongerig uit.
Zes weken later worden ze geboeid overgebracht naar de âWehrmachtsgefĂ€ngnisâ in Utrecht. Daar komen ze tenslotte ook alle vier weer bij elkaar in Ă©Ă©n cel. Hier worden ze goed behandeld en ook regelmatig en goed gelucht. Op 5 juli worden ze verhoord en de dag erna is er een zitting van het marinegerecht. Op 27 juli wordt het vonnis bekrachtigd. De beide professoren Rutgers (eis 3 jaar) en Baas Becking (eis 5 jaar) worden veroordeeld tot twee jaar tuchthuisstraf met aftrek van voorarrest. Ze blijven nog een maand bij elkaar in de cel. Ze mogen geen bezoek ontvangen. Alleen een dochter van Rutgers ziet kans, verkleed als tandartsassistente, haar vader een keer in zijn cel te ontmoeten. Op 29 augustus wordt hij samen met Baas Becking geboeid naar het station gebracht en op transport gesteld naar het Duitse Kleef. Daar, op de binnenplaats van de gevangenis, zullen de beide hoogleraren elkaar op 30 augustus 1944 voor het laatst ontmoeten.
Professor Baas Becking komt uiteindelijk terecht in de gevangenis van Siegburg, Duitsland. In dit Duitse gevangenkamp houdt hij zich bezig met een studie naar vlektyfus. Als hij in mei 1945 door de geallieerden wordt bevrijd is hij ernstig verzwakt en moet eerst aansterken. Hij keert pas in augustus 1945 in Nederland terug. In september 1945 zal hij naar zijn gezin in Java terugkeren. Hier hoort hij dat zijn oudste zoon is omgekomen.
Professor Victor Rutgers wordt vanuit Kleef overgebracht naar de gevangenis in Bochum. Op 5 februari 1945 sterft hij als gevolg van de slechte behandeling en een zwakke gezondheid. Volgens mensen die hem daar van nabij hebben meegemaakt is hij tot het laatst toe moedig en standvastig gebleven, ongebroken van geest en een bron van inspiratie voor zijn medegevangenen.
Theo van Lier wordt veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Ook hij keert in 1945 naar Nederland terug. Hij gaat dan de politiek in en in de periode 1952-1986 is hij lid van de Tweede Kamer en van de Raad van State.
Wim Nolen wordt door het Admiralsgericht van de Kriegsmarine tot levenslange tuchthuisstraf veroordeeld en komt in het tuchthuis van LĂŒttringhausen terecht. Daar krijgt hij op 2 december 1944 te horen van de gevangenisdirekteur dat hij wegens spionage â de Evertmeldingen â alsnog ter dood wordt veroordeeld. Op 15 april 1945 wordt Wim door de geallieerden bevrijd uit gevangenschap en zal daardoor de oorlog overleven. Na de oorlog trouwt hij en vertrekt met zijn vrouw naar Amerika.
Tenslotte Cor Bijl, lid van de Albrechtgroep en schipper van de boot. Ook hij is veroordeeld tot tuchthuisstraf. Door de beproevingen die hij in Duitse gevangenschap – waar is niet bekend – moet ondergaan is zijn gezondheid heel broos. Na de bevrijding komt Cor uit Duitsland terug maar hij zal Rotterdam niet halen. In Maastricht overlijdt hij op 4 september 1945 aan een longontsteking. Hij ligt begraven op de Nederlands Hervormde begraafplaats Oud-Charlois.
[1] Tremmer: persoon die op stoomschepen de kolen uit de bunkers haalt en ze naar de stookplaats brengt
Bronnen:
- Levensbericht van Prof. Mr. V.H. Rutgers
B. de Gaay Fortman 1946, J.H. Kok N.V. Kampen - Held van de maand juni: Victor Henri Rutgers
R. Pottkamp 2012, Historiek.net - Mr. V.H. Rutgers, een vergeten Hilversummer
A. Plomp 2008, Tijdschrift Hilversumse Historische Kring Albertus Perk - Inventaris van het archief van V.H. Rutgers (1897-1945)
Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme - Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 7
L. de Jong 1991 - Albrecht meldt zich
1946 N.V. Gebr. Zomer & Keuning’s Wageningen - Portret Rutgers
foto NIOD; Beeldbankwo2 - Document Vollstreckungspapiere
NIOD archief 020 Verwaltung und Justiz inv.no. 5048 - Het Hannibalspiel
Jan van Lieshout 1980, Van Holkema & Warendorf
ISBN 90-269-4574-4 - De Vrije Universiteit in oorlogstijd
1946, Uitgeversmaatschappij N.V. Gebr. Zomer & Keuningâs Wageningen