Op 6 januari 1935 doet Hans de Jong zijn intree als predikant van de Gereformeerde Kerk in Hoek van Holland. Ook in dat dorp aan de Nieuwe Waterweg is de pastorie een centraal punt waar veel jongeren zich thuisvoelen. “Ze moesten maar eens genezen worden van het idee dat een dominee een onnatuurlijk mens zou zijn”, zo meent hij. Hij straalt energie en levenslust uit. Op het strand staat hij op zondagmiddag in zijn grijs colbertje evangelisatiewerk te doen. Hij brengt het evangelie in een gloedvolle toespraak, deelt traktaatjes uit en en gaat met mensen in gesprek. Het is hem op het lijf geschreven.
Daarnaast blijft hij zijn werk als leraar aan de HBS in Leiden doen; hiervoor reist hij drie keer in de week per trein naar Leiden.
Mobilisatie
Als op 28 augustus 1939 de mobilisatie wordt afgekondigd en veel militairen in Hoek van Holland gelegerd worden in en rond fort Maasmond aan de kust, is dat voor hem aanleiding zich ook op hen te richten. Hij maakt veel vrienden onder de militairen, spreekt regelmatig in de militaire tehuizen en belegt contactavonden waar militairen en ook dorpsbewoners welkom zijn. Zijn huis wordt een centrum waar de militairen altijd welkom zijn. Op zondagmorgen, na de kerkdienst, is de pastorie soms overvol met militairen, waaronder veel mariniers.
In die mobilisatietijd wordt er ook een vluchtelingenkamp ingericht voor opvang van buitenlandse Joden. Ook daarop richt hij zijn zorg en aandacht.
Oorlog
Als de oorlog in mei 1940 werkelijk uitbreekt, neemt het aantal vluchtelingen toe. Vooral veel inwoners uit het zwaar gehavende Rotterdam komen als vluchteling aan en hebben hulp en onderdak nodig. De oorlog is begonnen, de hulp aan onderduikers ook.
Voor Hoek van Holland zijn vanaf de eerste oorlogsdag de gevolgen zeer ernstig. Al in de vroege morgen van vrijdag, 10 mei, vinden er in Hoek van Holland de eerste schermutselingen plaats.
Een deel van de Duitse parachutisten, aangevlogen door Duitse transportvliegtuigen, landt bij vergissing niet op vliegveld Ockenburg bij Den Haag maar in het Staalduinse bos ten noordoosten van Hoek van Holland. De militairen in en bij het fort krijgen het zwaar te verduren, ook omdat de dreiging vanuit de rug komt. In de loop van die vrijdag en ook de dagen erna vinden er hevige beschietingen plaats en wordt het dorp Hoek van Holland zwaar gebombardeerd en gemitrailleerd door Duitse vliegtuigen.
Op maandagavond 13 mei, om kwart voor elf, het is dan tweede Pinksterdag, komt het bericht dat een deel van Hoek van Holland moet worden geëvacueerd. Daaronder valt ook de Strandweg, waar de pastorie van ds. De Jong staat. Ook hij moet vertrekken. De enige bagage die hij kan meenemen: een paar preken en een aantal sigaren. Hij neemt die nacht zijn intrek bij ds. Van de Brink in ’s Gravenzande. Onderweg daar naar toe zegt hij tegen zijn huishoudster, mevrouw Van Dorp: “We hebben toch in elk geval een fijne winter gehad”. Het tekent zijn positieve karakter.
Dinsdags volgt een grote stroom vluchtelingen vanuit Hoek van Holland in de richting van ‘s Gravenzande.
Op zaterdag 25 mei kunnen de mensen weer terug naar huis. ‘s Zondags daarop is er maar een klein groepje kerkgangers. Het blijft nog gevaarlijk. ’s Nachts wordt er soms nog gebombardeerd en de brandbommen vallen in de onmiddellijke omgeving van kerk en pastorie.
Een deel van het meubilair wordt uit voorzorg ergens anders ondergebracht en terwijl Hans de Jong ’s nachts bij kennissen slaapt woont hij overdag vier maanden lang in een half lege pastorie. Als hij een keer met een van zijn ouderlingen naar huis terugloopt moeten ze voor het dreigend gevaar schuilen in een rioolbuis. Het zijn voor hem bewogen maanden, waarin hij veel pastoraal werk verzet in zijn gemeente en daarbij veel mensen hulp en troost biedt.