Rotterdam-Charlois

Als Hans de Jong in augustus 1941 naar Rotterdam-Charlois verhuist komt hij in een stad die door de oorlog getekend is. Hij wordt vanaf het eerste moment geconfronteerd met de problematiek van een stad in oorlogstijd. De naweeƫn van het eerste oorlogsjaar zijn in Rotterdam-Charlois nog voelbaar aanwezig.

Rotterdam is in aanloop naar de oorlog vanuit militair opzicht van strategisch belang geweest. Niet alleen vanwege de Maasbruggen, die een belangrijke verbinding vormen tussen noord en zuid maar ook o.a. door de havens, de aanwezigheid van militaire troepen, de olieraffinaderijen en niet te vergeten vliegveld Waalhaven, dat grenst aan de wijk Charlois in Rotterdam-Zuid.

Dat vliegveld is dan op de tiende mei ook Ć©Ć©n van de eerste doelwitten en wordt door de Duitse Luftwaffe voor het eerst rond 4 uur in de vroege morgen zwaar gebombardeerd. Daarbij raken gebouwen in brand en worden Nederlandse jachtvliegtuigen vernield. Na een tweede aanvalsgolf een uur later is de verwoesting compleet. Daarbij wordt de verdediging van het vliegveld, die bestaat uit ongeveer 600 man, voor een deel uiteengedreven. Nadat er honderden Duitse parachutisten zijn geland en ook andere Duitse luchtlandingstroepen zijn aangevoerd breken er hevige gevechten uit met aan beide zijden tientallen doden. Tegelijkertijd zijn ook in Rotterdam de eerste gevechten uitgebroken.

Ook het grote bombardement op Rotterdam op Pinksterzondag 10 mei laat zijn sporen na. De inwoners van de havenstad aan de Maas worden geconfronteerd met de vernietiging, de dodelijke slachtoffers en de vele gewonden. Veel mensen ontvluchten de zwaar gehavende stad. Ook blijft vanaf die eerste donkere oorlogsdagen de onderdrukking en repressie van de Duitse bezetter in de havenstad toenemen. Deze zal zijn dieptepunt bereiken in de laatste oorlogsjaren met o.a. de liquidatie van verzetsstrijders en gijzelaars, de deportatie van 12000 Rotterdamse Joden, de grootschalige en zinloze vernielingen van havenwerken en kademuren eind september 1944 en de grote razzia op 10 en 11 november 1944. Dan worden ongeveer 52000 weerbare mannen in de leeftijd van 17 tot en met 40 jaar uit Rotterdam en Schiedam weggevoerd naar het oosten voor arbeidsinzet, het grootste deel (ca. 40.000 man) naar Duitsland.

Hans de Jong komt dan ook bij zijn verhuizing naar Rotterdam in een stad, die de verschrikkingen van dat eerste oorlogsjaar nog lang niet te boven is. Hij neemt echter vanaf het begin in zijn nieuwe woonplaats een duidelijk en ferm standpunt in, zoals ook eerder al in Hoek van Holland. Zijn werk als predikant in de kerkelijke gemeente van Rotterdam-Charlois eist daardoor alle aandacht en energie op.

Hij houdt zich niet afzijdig en dat openbaart zich al in zijn houding ten aanzien van de Arbeidsdienstplicht. In mei 1941 wordt deze diensplicht ingesteld en deze wordt verder geconcretiseerd op 1 april 1942 in het Arbeidsdienstplichtbesluit. Ook worden later alle vroegere militairen opgeroepen zich te melden voor krijgsgevangenschap en komt er een meldingsplicht voor studenten en alle 18- tot 35-jarigen.

Hoe langer de oorlog duurt en hoe meer de mensen gebukt gaan onder de bezetting, des te meer raakt hij ook betrokken bij het illegale verzet.

In de zomer van 1943 begint dat met het verlenen van hulp aan onderduikers. Veel mensen kloppen bij hem aan en nooit tevergeefs. Hij is voortdurend op zoek naar adressen om zo mensen die gevaar lopen een veilig onderkomen te bieden.

Hij wordt lid van de L.O. en de K.P. in Rotterdam-Zuid. Verder wordt hij actief in de spionagegroep Albrecht en maakt hij deel uit van de ā€œzwarteā€of ā€œillegaleā€ A.R. partij in Rotterdam.

In een krantenartikel van oktober 1945 bij de herdenking in Charlois wordt daarover geschreven:

Ds. De Jong sprak , zowel van de kansel, als op catechisatie en huisbezoek, duidelijke taal. Hij wist zich geroepen door zijn Zender en voelde zich genoodzaakt te strijden voor gerechtigheid en waarheid en tegen het Nationaal Socialisme en de bezettende macht. Radikaal was hij en zeker daarom kwam de jeugd op hem af. Naast zijn drukke pastors-arbeid wist hij altijd nog gelegenheid te vinden om plaatsing en werk te zoeken voor onderduikers, om te zorgen voor levensonderhoud en distributiebescheiden. Hij was de vraagbaak voor tal van illegale organisaties, zoals de ā€œzwarteā€ centrale AR-partij in Rotterdam. In de pastorie werden veel besprekingen gevoerd door de groep Albrecht.
De pastorie, waar ds. De Jong met mevr. Van Dorp de jongens en meisjes, de vaders en moeders ontving en met hen sprak over de vele moeilijkheden van die dagen, had veel weg van een dokterswoning. Het liep er af en aan. Consequent wees hij alle medewerking af aan arbeidsdienst, arbeidsinzet in Nederland, tewerkstelling in Duitsland, het verrichten van graafwerk, etc..
Daarbij gaat hij zo ver, dat hij ā€œer voor naar het Maasstation gaat en iemand van de treeplank van de trein haalt om hem te weerhouden zich als arbeidsslaaf te laten gebruiken.

Ook ds. N. Willemse schetst een beeld van het leven onder de druk van de Duitse bezetting en de manier waarop zijn collega daarin zijn weg zocht. Uit zijn ā€œkorte levensschets van Ds. Hans de Jongā€[WMS] onder de titel ā€œEEN ARBEIDER IN ā€™T LICHT VAN DEN OOGSTDAGā€ volgt hier een fragment.

Ontzaglijk veel werk is door hem in Rotterdam verzet. Hij arbeidde maar voort, schier onvermoeid, en deed meer dan zelfs zijn beste vrienden vermoedden. Want niet alleen het werk in de gemeente eiste hem op, maar naarmate de moeilijkheden voor ons volk onder de bezetting toenamen en ā€™t verzet groeide, werd hij ook steeds meer in het illegale werk betrokken. In de zomer van 1943 begon dat met het hulp verlenen aan onderduikers. Hoevelen, in ā€™t nauw gedreven, klopten niet bij hem aan en nooit tevergeefs. Hij was rusteloos bezig met het zoeken van adressen, waar ze onderdak zouden kunnen vinden, en met het zinnen op middelen, om hen maar te kunnen redden uit de hand van de vervolgers. Waar hij maar een veilig plekje vermoedde, daar klopte hij aan en hij rustte niet voor hij heel zijn gemeente, voorzover dat kon, gemobiliseerd had om de strijd tegen de bezetter te voeren en mee hulp te bieden aan zoveel benauwden van hart. Maar wat kon hij ook toornen, wanneer hij bij sommigen onverschilligheid en liefdeloosheid vond, vaak ook ingegeven door lafhartige angst. Wat verzette hij zich tegen de slapheid van die ouders, die hun jongen naar een arbeidskamp lieten gaan.
Zo groeide het werk van week tot week. Immers het Ć©Ć©n zat aan het ander vast. De ondergedokenen moesten ook eten en gekleed worden. De nodige bonkaarten moesten verkregen worden en hoevelen hadden niet een persoonsbewijs nodig en gestempelde papieren, om enigszins veilig te zijn. Zo kwam er vanzelf contact met de daartoe bestaande organisaties. Zijn huis werd al meer een centrum van verzetsactie. Elke dag, van de morgen tot de avond, vaak ook ā€™s nachts, waren er gasten, die geholpen moesten worden en niemand werd afgewezen! Ook de meest ā€œgevaarlijkeā€ gasten vonden menigmaal onderdak in de pastorie. Er bestonden contacten met allerlei plaatsen uit ons land. Onder zijn eigen huisgenoten waren jongens ā€“ hij was er als een vader voor! ā€“ die vooraan stonden in het illegale werk en hem trouw hielpen in de uitvoering van het veelsoortige werk.
Intussen kon al dit werk moeilijk voor het grotere publiek geheel onopgemerkt blijven. Al kon De Jong zelf makkelijk zwijgen over deze dingen, ieder die hulp ontving was niet even voorzichtig. Al spoedig was, niet slechts bij de mensen uit de eigen gemeente, in heel de omgeving bekend dat wie in nood zat bij ds. De Jong kon aankloppen. Velen achtten het daarom noodzakelijk om een waarschuwend geluid te doen horen. Maar, hoe goed bedoeld ook, hij kon deze raadgevingen niet opvolgen. Hij zag dit werk als hem door God zelf opgelegd. Al moest natuurlijk zoveel mogelijk voorzichtigheid worden betracht, het was nu eenmaal onmogelijk alle risicoā€™s te vermijden. We hebben ons menigmaal verwonderd, dat de altijd en overal speurende vijand niet eerder tegenover deze ā€œillegale-strijder-vooraanā€ argwaan heeft gekoesterd. Wel werd ds. De Jong , evenals zijn collegaā€™s, voor de S.D. geroepen maar dat raakte niet zijn illegale werk. Zoals in menig kerk waren ook in Charlois tijdens de kerkdienst telkens de verraderlijke afgezanten van de vijand aanwezig. Dan moest daarna rekenschap worden afgelegd over wat er gezegd was maar dit leidde gelukkig niet tot gevangennemingā€¦

Geplaatst in Levensloop
Laatste wijziging: 30 mei 2016